Een sacrament is een zichtbaar teken van een onzichtbare werkelijkheid. In de sacramenten kunnen christenen de helende, verzoenende, nabije, versterkende en liefdewekkende aanwezigheid van God ervaren. In de sacramenten werkt de genade van God. We moeten en mogen met al onze zintuigen tot God komen, niet alleen met ons intellect. Daarom geeft God zich aan ons in aardse tekenen – in brood, wijn en olie, door woorden, zalvingen en handopleggingen. Een sacrament kan omschreven worden als een ontmoeting met Christus, die zelf het oersacrament is.
Sacramenten hebben we nodig om boven ons kleine menselijke leven uit te groeien en door Jezus als Jezus te worden: kinderen van God in vrijheid en heerlijkheid. De sacramenten zijn gaven van Christus aan zijn kerk. Het is de taak van de kerk om ze te bedienen en ze te beschermen tegen misbruik.
Jezus heeft zijn woorden en tekenen toevertrouwd aan concrete mensen, namelijk de apostelen, en ze niet aan een anonieme massa uitgeleverd. Sacramenten zijn voor de kerk en door de kerk. Ze zijn voor de kerk omdat het lichaam van Christus, dat de kerk is, op de sacramenten is gegrondvest, erdoor gevoed en voltooid wordt. Ze zijn door de kerk, omdat sacramenten krachten van het lichaam van Christus zijn.
Sacramenten zijn geen magie. Een sacrament kan alleen maar werken als je het in geloof begrijpt en aanneemt. Sacramenten vooronderstellen niet enkel het geloof, maar versterken het ook en brengen het tot uitdrukking.
Jezus beval de apostelen de mensen eerst door hun verkondiging tot discipelen te maken, en ze dan pas te dopen. Het zijn dus twee dingen die wij in de kerk ontvangen: het geloof en de sacramenten. Christen word je ook tegenwoordig niet door een ritueel of door je te laten inschrijven, maar door het aannemen van het juiste geloof. Wij ontvangen het juiste geloof van de kerk. Zij staat daarvoor borg. Omdat het geloof van de kerk tot uiting komt in de liturgie, mag een sacramenteel ritueel niet door een ambtsdrager of een gemeenschap worden veranderd of gemanipuleerd.